LONGREAD

Hoogbegaafdheid zou een basis moeten zijn voor iets positiefs of het ontwikkelen van een talent. Misschien is hoogbegaafdheid wel een talent op zich. Het internet bevat veel berichten waar hoogbegaafdheid niet positief wordt ervaren. Er zijn veel berichten en artikelen over persoonlijke en werk gerelateerde problemen.

Een bericht op Facebook van een hoogbegaafde was voor mij het startsein om – voor mijzelf – wederom wat hoogbegaafdheidszaken op een rijtje te zetten. Waarom? Omdat het idee mij overviel dat hoogbegaafdheid vaak als hinderlijk wordt ervaren door de hoeveelheid (of concentratie) van berichten met een pijnlijke of negatieve inslag. Dit artikel bevat een inventarisatie van hoogbegaafdheid gerelateerd aan veelvoorkomende problematiek. Dit artikel heeft geenszins de intentie om compleet te zijn, maar wel om een beeld te geven. Een beeld, welteverstaan, van hoogbegaafde volwassenen omdat ik er zelf benieuwd naar was. En waarom zou ik het voor mijzelf houden?

Wat is hoogbegaafdheid?

Hoogbegaafdheid wordt in het Engels aangeduid met de term ‘gifted’. Het betreft een kleine groep mensen met iets extra’s. In ieder geval is de hoogbegaafde mens bovengemiddeld intelligent, vaak hoogsensitief, en hij of zij kan snel en complex denken. Webb (2013) beschrijft dat hoogintelligente personen zoekende zijn naar informatie, veel vragen stellen, en ook op zoek zijn naar vragen die beantwoord moeten worden. Anders gezegd: hoogintelligenten vergaren nagenoeg continu informatie en kennis.

Het is lastig om hoge intelligentie c.q. hoogbegaafdheid uniform te definiĂ«ren. Mensa hanteert dat haar leden een IQ-score moet hebben in de hoogste twee procent van de bevolking. Nederland zou op basis van deze hantering van IQ-score ongeveer 400.000 hoogbegaafden hebben. De Oxford English Dictionary definieert hoogbegaafdheid als het hebben van een exceptioneel talent of vermogen. Ridolfa en Nauta (2017) gebruiken de bondige definitie: “mensen met een ongewoon hoog IQ”.

Webb (2013) heeft hoogbegaafdheid uitgebreider geĂŻnventariseerd op basis van verricht en gepubliceerd onderzoek. Hieruit komt naar voren dat hoogbegaafden snelle en slimme denkers zijn die in staat zijn om met complexe zaken om te gaan. Het zijn zelfstandige individuen, nieuwsgierig en gepassioneerd, met een sensitief en emotioneel rijke beleving en intensief leven. Ze genieten ervan om creatief te zijn. Webb beschrijft hoogbegaafdheid vanuit een belevingsperspectief met louter positieve annotaties. Deze beschrijving geldt voor dit artikel als geldende definitie van hoogbegaafdheid.

Kenmerken van hoogbegaafdheid

Een bijkomend voordeel van de definitie van Webb is dat hierin eigenlijk kenmerken zijn verwoord. Echter, de in artikelen en de literatuur beschreven kenmerken zijn net zo divers als de hoogbegaafden zelf. Vandaar mijn inventarisatie van verschillende kenmerken die passen bij hoogbegaafdheid.

Renzulli beschreef in 1978 drie kenmerken die volgens hem allen van groot belang zijn bij hoogbegaafdheid, namelijk: hoge intellectuele capaciteiten, creativiteit en taakgerichtheid/volharding. Mönks vulde het model van Renzulli aan met interacties met de sociale omgeving (gezin, school, vrienden). Dit om het model completer te maken, omdat de hoogbegaafde onderdeel is van een interactief systeem. In een publicatie van Mönks en Span (1985) wordt het voorgaande aangevuld – o.b.v. klassiek onderzoek van Terman – met de kenmerken zelfvertrouwen en vastberadenheid in combinatie met een positief ingestelde omgeving. Al deze kenmerken tezamen zijn, volgens hen, van even groot belang bij hoogbegaafden, en voor het leveren van uitzonderlijke prestaties.

Kuipers en Van Kempen (Ximension) hebben in 2001 kenmerken verbonden aan een patroon van eigenschappen van hoogbegaafdheid in plaats van een strikte verbondenheid aan meetbare excellentie. De door hen benoemde karakteristieke eigenschappen zijn: intellectueel vaardig, structureel nieuwsgierig, behoefte aan autonomie, buitensporig najagen van interesses en een significante onbalans tussen emotioneel en intellectueel zelfvertrouwen. Kuipers en Van Kempen hebben, terecht, een probleemgebied toegevoegd aan de min of meer positieve eigenschappen (of kenmerken).

Mensa adresseert op haar website kenmerken aan de hand van een vragenlijst. Zij stelt dat iemand wellicht hoogbegaafd is indien vijf of meer vragen positief worden beantwoord. Omwille van de duidelijkheid is de vragenlijst getransformeerd naar een lijst met kenmerken. Deze zijn: snel verveeld, graag veel en snel praten, neiging tot andermans zinnen af te maken, altijd zoekende naar (intellectuele) prikkels, voorkeur voor andere gespreksonderwerpen, gevoelig voor indrukken, slecht passend in een groep, traagheid van anderen wordt als hinderlijk ervaren, hanteren van strengere normen, drang naar zelfstandigheid en vrijheid (ook qua werk).

Jacobson erkent in haar boek The Gifted Adult (1999) dat het inmiddels wel bekend is wat hoogbegaafdheid inhoudt, maar dat het zich toch lastig laat omschrijven. Volgens Jacobson is de gedeeltelijke verklaring hiervoor dat vaak gekeken wordt naar wat er wordt geproduceerd of bereikt. Door op deze wijze naar ‘uiterlijkheden’ te kijken wordt niet gezien welke interne systemen en processen hieraan vooraf zijn gegaan, terwijl juist hieraan de hoogbegaafde herkenbaar is. Vanuit verschillende definities en beschrijvingen heeft Jacobson vijf kenmerken gedestilleerd: beschikken over en gebruiken van een natuurlijk vermogen/kunde zonder opleiding, snel kunnen leren, vermogen om creatief en productief te denken, hoog academische handeling c.q. bereik en het beschikken over een superieure competentie in Ă©Ă©n of meerdere domeinen.

Ter afsluiting van deze inventarisatie een opsomming van Nauta en Ronner (2007). Zij vermelden nadrukkelijk dat het niet wetenschappelijk aangetoond is wat hoogbegaafdheid vanuit anatomisch en fysiologisch perspectief exact is. Wel is er onderzoek verricht waaruit kenmerken van hoogbegaafden kunnen worden gedestilleerd (zoals ook Jacobson, Kuipers en Van Kempen hebben aangegeven). Volgens Nauta en Ronner zijn veel voorkomende kenmerken: snel van begrip, snel praten en denken, nieuwsgierig en intrinsiek gemotiveerd plus de wil om problemen op te lossen, creatief en wars van autoriteiten, sterk gevoelig voor prikkels en perfectionistisch met faalangst.

Wat kunnen we met deze kenmerken?

Als eerste mogen we vaststellen dat de kenmerken divers zijn. Op basis van literatuur is er een ontwikkeling te zien van een vastomlijnde omschrijving van de kenmerken naar een meer alledaagse omschrijving. Hierbij is het de vraag of dit een gunstige ontwikkeling is. In een tijd waar een druk kind al snel een rugzakje aangereikt krijgt met ADHD en waar overspannenheid verdrongen is door de zwaardere term burn-out, is de kans op een ‘Ria Bremer – heb ik ook – effect’ aanwezig. Zeker in een meer alledaagse omschrijving van kenmerken van hoogbegaafdheid kunnen mogelijk ook niet-hoogbegaafden zich herkennen. Naar mijn persoonlijke mening is het goed om hoogbegaafdheid objectief te laten toetsen, indien er vermoeden hiertoe bestaat. Al is het alleen maar om te voorkomen dat mensen zich achter een vermeende hoogbegaafdheid gaan verschuilen, terwijl er andere problemen gaande zijn.

Op basis van de kenmerken kan gesteld worden dat hoogbegaafdheid wel degelijk een talent is, maar eentje met ‘stekels’ waar iemand zich aan kan prikken. Dit betekent dat de kenmerken niet louter positief zijn. Het is niet ondenkbaar dat als een hoogbegaafde zich herhaaldelijk aan een stekel prikt, de impact groter zal zijn dan bij niet hoogbegaafden.

Zo’n spreekwoordelijke stekel is bijvoorbeeld faalangst. Autonoom is de hoogbegaafde tot veel in staat, echter de maatschappij vraagt om testen en examens. Niet alleen binnen ons onderwijsstelsel, maar bijvoorbeeld ook in het verkeer. De angst om te falen is nauw verbonden met zelfvertrouwen. Faalangst zou een self-fulfilling prophecy kunnen zijn. Faalangst en het bijbehorende stresselement ondermijnen het zelfvertrouwen. Ook al gaat een test, examen of een presentatie goed, de volgende keer kan het wel misgaan. Er is dus geen reden om – voor de hoogbegaafde – het zelfvertrouwen een boost te geven bij een geslaagd examen of test. Je kan er namelijk op wachten dat het een volgende keer inderdaad minder goed gaat, zoals dat voor iedereen geldt. Maar bij de intens levende hoogbegaafde komt het extra hard binnen en wordt het gebrek aan zelfvertrouwen bevestigd, en natuurlijk ook de faalangst. Een lastige situatie om op eigen kracht uit te komen.

Zelfvertrouwen op zich is ook een lastige stekel – wat overigens voor vele mensen geldt en niet alleen voor hoogbegaafden. Maar hoogbegaafden zijn cognitief sterk, hebben zich verdiept in een onderwerp, lijken tamelijk zeker van hun zaak, maar toch krijgt het zelfvertrouwen een knauw op het moment dat een goed van de tongriem gesneden joviale en amicale collega ongefundeerd jouw mening/stelling probeert teniet te doen. Je beroepen op artikelen of wetenschappelijk bewijs heeft geen zin, want de reactie is dat dat boekenwijsheid betreft van pennenlikkers. Schamper kan dan nog eens verduidelijkt worden dat boekenwijsheid geen plaats heeft in deze praktisch ingestelde maatschappij waar mensen met hun poten in de modder van het alledaagse leven moeten staan. Daar sta je dan met een buts erbij in je zelfvertrouwen. Wellicht is dit  wat overdreven beschreven, maar dergelijke zaken komen ook in een meer subtiele vorm voor. Daarbij zijn hoogbegaafden van jongs af aan al extra gevoelig voor dergelijke situaties.

Als kind las ik een artikel het toenmalige Utrechts Nieuwsblad, waarop mijn ouders geabonneerd waren. Het artikel ging over een publicatie in de Staatscourant. Tijdens het avondeten kwam het onderwerp ter sprake, waarbij ik verwees naar het artikel in de courant. Mijn ouders keken mij aan of ik gek was en barstten vervolgens in lachen uit. Toen het lachen bedaarde, werd mij medegedeeld dat ik wel heel erg kakkineus aan het worden was om een krant aan te duiden als courant. Een studiebolletje was ik, wat niet klopte want ik was een matige leerling op de mavo, en dat werd mij dagenlang nagedragen door mijn oudere broer. Het voorbeeld klinkt niet zo zwaar, maar het komt toch harder aan dan verwacht en je blijft het tijdenlang meedragen. Dergelijke situaties hebben bijgedragen tot het steeds minder actief deelnemen aan gesprekken. Lekker op de achtergrond blijven was mijn devies. Zo blijf je in de luwte en bescherm je jouw eigen zelfvertrouwen.

Het punt dat (latent) steeds meespeelt en inwerkt op het zelfvertrouwen is de hoge mate van gevoeligheid voor indrukken. Dit is een inter-communicatief item. Indrukken opdoen is niet vervelend, zo ook de gevoeligheid hiervoor. Weten hoe de sfeer ergens is, zonder dat er een woord gezegd is, weten dat iemand iets dwars zit voordat hij/zij dit zelf doorheeft of heeft uitgesproken, etc. In principe is dit geen probleem. Er ontstaat wel een probleem bij de interactie. Het stellig ontkennen door de ander van de waarneming kan voor de hoogbegaafde een probleem zijn. In een split-second heb je een non-verbale reactie waargenomen, maar deze wordt bij hoog en laag ontkend. Wie is hier nu gek? De ontkenner of de sensitieve observator? Eenmaal ontkennen betekent, in het algemeen, blijven ontkennen. Heeft de hoogbegaafde observator het dan mis, terwijl er een duidelijk bewustzijn is dat het voor jouw gevoel klopt wat je hebt waargenomen. Wat dit voor invloed heeft op het zelfvertrouwen laat zich raden.

Conflict binnen de kenmerken: autonomie

In de voornoemde opsomming van hoogbegaafdheidskenmerken wordt autonomie vaak vermeld. Daarnaast zijn hoogbegaafden leergierig, zoekende naar antwoorden op (al dan niet) complexe vraagstukken en intens levend. Dit neem ik voor waar aan het en roept geen vragen op. Echter, autonomie lijkt van een ander kaliber. Volgens de Van Dale staat autonomie voor zelfstandig/onafhankelijk. Dat hoogbegaafden autonomie omarmen, lijkt niet meer dan logisch gelet op hun brede interessespectrum en de zoektocht naar antwoorden en kennis in een hoog tempo. Echter, autonomie lijkt ook een basis voor individualisme. Als hoogbegaafd individu kan je autonoom je leven inrichten en de dingen die je doet beter kanaliseren. Althans, dat lijkt mij. Waarom zou je groepsgewijs gaan hardlopen, als je steeds op de anderen moet wachten omdat hun tempo lager ligt dan die van jou? Dit zou ook duiding kunnen geven dat hoogbegaafden slecht binnen een groep passen (Mensa). Op basis van de kenmerken van hoogbegaafden lijkt het vanzelfsprekend dat zij individualisten zijn. Immers, hoogbegaafden vertegenwoordigen een kleine groep binnen de samenleving (2%), wat kan betekenen dat de aansluitingskans bij de overige 98% gering is. Als hoogbegaafden toch al autonoom zijn, is de stap naar individualisme snel gezet, zeker als je je niet verbonden voelt met de ‘buitenwereld’.

Dat ik autonomie, al dan niet gecombineerd met individualisme, een conflicterend punt vind, komt door een bericht op Facebook. Een persoon schreef open en eerlijk nog steeds, zoals velen, op zoek te zijn naar persoonlijke kwaliteiten. De persoon gaf aan diep vanbinnen wel te voelen wat deze zijn, maar als iemand anders deze zou uitleggen, zou dat een beter gevoel geven. De oprechtheid van deze persoon is bewonderenswaardig. Toch verbaasde mij deze schijnbare open sollicitatie naar erkenning/waardering. Een bijkomend aspect dat mij opviel is dat op het oorspronkelijke bericht, waar de persoon op reageerde, voornamelijk reacties kwamen om een warm hart onder de riem te steken. Uit de reacties kwam vaak naar voren dat mensen geworsteld hebben met hun onontdekte (mogelijke) hoogbegaafdheid en zich eenzaam voelen.

Op de diverse websites, onder andere van Spelbos (psychologisch bureau IDEE), is te lezen dat dergelijk worstelen en eenzaamheid bekende fenomenen zijn. De eenzaamheid wordt ook gekoppeld aan uitsluiting. Als mensen niet weten dat zij hoogbegaafd zijn kan het vreemd en vervelend aanvoelen om eenzaam te zijn. Als mensen wel op de hoogte zijn van hun hoogbegaafdheid, dan weten zij dat zij tot een selecte groep van 2% van de bevolking behoren. Dit neemt niet weg dat hoogbegaafden een intrinsieke autonomie nastreven, anders zijn en derhalve vaak een eigen weg bewandelen. Zij voelen zich ook niet thuis in een groep, dus lijkt het logisch dat eenzaamheid op de loer ligt. Alleen is de vraag of dat voor hoogbegaafden een lust of een last is. De kenmerken van hoogbegaafdheid in aanmerking nemende zou men geneigd zijn om het als een lust te zien. Maar voor veel mensen is het blijkbaar een last, ook al is men autonoom, individualistisch en niet altijd op zijn gemak in groepsverband. Hier zullen meerdere psychosociale factoren een rol spelen die de hoogbegaafde dwars zitten. Ondanks dat vind ik dat de autonomie van een hoogbegaafde van een ander kaliber is dan de andere kenmerken, omdat men zich vaak eenzaam voelt, wat tegenstrijdig lijkt.

Opgemerkt dient te worden dat dit lang niet voor alle hoogbegaafden geldt. Volgens Nauta en Ronner (2007) wordt naar schatting 33% van de hoogbegaafden herkend (en gewaardeerd). Over het algemeen genomen doet deze groep het goed qua functioneren. De overige mensen hebben een verhoogde kans om uit de bocht te vliegen in hun privéleven en/of op het werk.

Overdenkingen

Je zou verwachten, op basis van de kenmerken, dat veel hoogbegaafden een minder problematisch leven kunnen leiden. Op cognitief gebied onderscheiden zij zich positief ten opzichte van niet-hoogbegaafde personen. Hiermee wordt niet gezegd dat hoogbegaafden zorgeloos en probleemloos door het leven moeten kunnen komen. Wel geldt dat als een hoogbegaafde problemen ervaart, hij/zij meer dan voldoende capabel is om zich in de materie te verdiepen, een mening te vormen en antwoorden te formuleren. Maar blijkbaar, gelet op de vele publicaties en coaches voor hoogbegaafden, wordt hoogbegaafdheid als een probleem ervaren en niet als een talent. Ook lijkt het er zo sterk op dat hij/zij zelf niet een oplossing of een uitweg kan vinden. Binnen de groep niet herkende of gewaardeerde hoogbegaafden zullen zich veel personen bevinden die zoekende zijn. Zoekende naar erkenning, steun, antwoorden, handvatten, richting, duiding, etc. Het spreekt voor zich dat als een hoogbegaafde zoekende is, ‘het’ niet kan vinden en niet goed in zijn vel zit, dit ook niet bevorderlijk is voor het zelfvertrouwen.

Mijzelf afvragende of een hoogbegaafde het zichzelf niet te moeilijk maakt, kwam ik op de website van Spelbos (psychologisch bureau IDEE). Spelbos is lid van Mensa en als psychotherapeut begeleidt hij (hoog)begaafden met psychische problemen. Hij benoemt op zijn website enkele interessante denkfouten van hoogbegaafden. Dit maakt het geheel nog complexer dan het al is. Hoogbegaafden hebben vaak te maken met eigen problematiek plus problemen die mogelijk voortkomen uit denkfouten. Spelbos claimt dat het cruciale denkfouten zijn die bewust dan wel onbewust door hoogbegaafden (kunnen) worden gemaakt:

  1. De samenleving zit niet op hoogbegaafden te wachten. De samenleving heeft zich al ontwikkeld om kennis te creëren en te kanaliseren. Als voorbeeld wordt in dit kader verwezen naar goed opgeleide specialisten.
  2. Hoogbegaafden beschikken over een hoog denkvermogen, hetgeen niet wil zeggen dat zij de (contextuele) waarheid in pacht hebben. Hierbij wordt zelfs gesteld dat in een gegeven context een antwoord van een hoogbegaafde zelden meer waard is dan dat van niet-hoogbegaafden.
  3. Hoogbegaafden zijn bij uitstek geschikt voor het aanbrengen van diepte en kunde. Vaak wordt eraan voorbijgegaan dat hoogbegaafden ook gewone mensen zijn in een hedendaags tijdperk waarin anderen ook kunnen excelleren.
  4. Hoogbegaafden kunnen wellicht veel te bieden hebben op het gebied van analytisch denken en creativiteit, maar zij excelleren niet op het relationeel en communicatieve vlak. Vaak resulteert dit in onvermogen om kennis goed over te dragen.

In bovenstaande vermeende denkfouten kan een basis liggen voor waarom hoogbegaafden het niet goed kunnen doen in onze maatschappij of waarom zij zich uitgesloten kunnen voelen. Spelbos koppelt positieve aspecten van hoogbegaafdheid aan minder positieve maatschappelijke en communicatieve effecten hiervan. Hierdoor kreeg ik het idee dat hoogbegaafden misschien starre personen zijn die blijven volharden in de uitkomsten van hun complexe denken.

Van der Heijden (2014) heeft onderzoek verricht naar dogmatisme onder hoogbegaafden, oftewel de aanwezigheid van starheid in hun opvattingen en of zij hun eigen kennis en kunde boven die van niet-hoogbegaafden stellen. De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen niet dat hoogbegaafden meer dogmatisch zijn dan anderen. Wel kwam naar voren dat hoogbegaafden met psychische problemen hoger scoorden op het gebied van emotionele instabiliteit.

Zover is duidelijk dat een significant deel van de hoogbegaafden het niet ‘lekker’ doet in de maatschappij en qua persoonlijk leven. Deze groep is vaak meer tot last van zichzelf dan voor de maatschappij. Problemen die hierachter schuilt gaan berusten vaak op psychosociaal en communicatief vlak. Dit mogen we gerust als problematisch aanmerken. Nauta en Ronner (2007) hadden, zoals eerder benoemd, al geconstateerd dat 66% van de hoogbegaafden een verhoogde kans heeft “om uit koers te raken”. Deze stelling wordt onderschreven door recent onderzoek van Emans, Visscher en Nauta (2017) naar werkloosheid onder hoogbegaafden. Aan de andere kant van het spectrum ligt de claim dat drie procent van de hoogbegaafden erin zou slagen hun talenten volledig te benutten.

Al met al kan worden gesteld dat hoogbegaafdheid vaak gerelateerd is aan problematiek die een kloof veroorzaakt waar de hoogbegaafde vaak niet mee uit de voeten kan. Sterker nog, de hoogbegaafde zal zich bevestigd voelen in dat de wereld om hen heen vreemd is, met als gevolg nog meer autonomie en individualisme. De sociale en communicatieproblematiek is duidelijk in beeld gebracht door Nauta en Corten (2002). Zij stellen vast dat disfunctionerende hoogbegaafden “zich vaak niet bewust zijn van de eigen intelligentie, waardoor onkunde van anderen als onwil wordt geĂŻnterpreteerd.”

Concluderend

Het lijkt gerechtvaardigd dat hoogbegaafdheid per definitie niet een last is. Een deel van hen kan goed met hun hoogbegaafdheid omgaan en doet het privĂ© en maatschappelijk goed. Het andere deel lijkt moeite met zichzelf en de maatschappij te hebben en kan hierin geen balans en/of uitweg vinden, hetgeen betekent dat zich binnen deze groep veel hoogbegaafden bevinden die het moeilijk hebben. Dit betekent geenszins dat hoogbegaafdheid als een last beschouwd moet worden. Wel zou je mogen verwachten dat de laatste groep beter in staat zou zijn om hun eigen problematiek te onderkennen, op zoek gaat naar antwoorden en een ‘zelfhelend’ proces in gang zet, al dan niet met behulp (in een vroeg stadium) van een professional. Voor mij is het althans niet logisch dat een groep mensen die zo intelligent is, zo kan ‘ontsporen’ terwijl de kenmerken juist doen vermoeden dat de ‘ontsporing’ voorkomen kan worden. Als voorbeeld hiervoor zou een hoogbegaafde moeten weten en begrijpen dat de groep van 98% van de reguliere populatie zich niet gaat aanpassen aan een bescheiden kleine twee procent, die hen totaal niet begrijpt. Dus is het logisch dat de hoogbegaafden zich meer zouden inspannen om aansluiting te vinden bij de maatschappij als zij dat willen of daar het nut van inzien. In een relatie of huwelijk is het ook een kwestie van geven en nemen, dus waarom niet in een maatschappelijk kader?

Dit gezegd hebbende, begrijp ik ook dat het voor mij persoonlijk moeilijk voor te stellen is om, als hoogbegaafde, te maken te hebben met zoveel problematiek dat het een negatieve invloed heeft op je leven. Maar blijkbaar is de mentale instabiliteit of de invloed van psychische factoren dermate hevig dat het voor een groep hoogbegaafden moeilijk is deze zelfstandig het hoofd te bieden. Bij mij is mijn hoogbegaafdheid op latere leeftijd aangetoond. Dit heb ik als een vaststaand feit geaccepteerd en ik heb me op een bescheiden wijze aangepast. Een kleine groep echte vrienden, afwisselende werkzaamheden, een veilig thuis en het blijven voeden van mijn hersenen (bijvoorbeeld een muziekinstrument leren spelen en blijven studeren) vormen voor mij de basis om de wereld aan te kunnen.

ANP, 2017. Hoogbegaafdheid is nog te vaak een obstakel. Nu.nl, Nederland.
Van Baars L, 2015. Hoogbegaafd? Vind dan maar een vak dat niet verveelt. Trouw, Nederland.
Emans B, Visscher E, Nauta N, 2017. Heel slim en toch zonder werk. Hoe kan dat? Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen (IHBV), Nederland.
Evenblij M, 2003. Superslim, maar eenzaam. De Volkskrant, Nederland.
Van der Heijden IMG, 2014, Persoonlijkheid en psychische problemen bij hoogbegaafde volwassenen. Msc thesis, Universiteit van Tilburg, Nederland.
Jacobson M, 1999. The gifted adult. A revolutionary guide for liberating everyday genius. New York, Ballantine Books, New York, USA.
Keulemans M., 2017. Klopt dit wel: een op de drie hoogbegaafden zit werkloos thuis. De Volkskrant, Nederland.
Mönks FJ, Span P, 1985. Hoogbegaafden in de Samenleving. Dekker & Van de Vegt, Assen, Nederland.
Nauta N, Corten F, 2002. Hoogbegaafden aan het werk. Houten, Tijdschrift voor Bedrijfs- en verzekeringskunde 10(11).
Nauta N, Ronner S, 2007. Ongeleide projectielen op koers. Pearson Benelux, Amsterdam, Nederland.
Nauta N, Ridolfa R, 2017. HighIQ Medical Survey. Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen (IHBV), Nederland.
Renzulli JS, 1978. What makes giftedness? Reexamining a definition. Arlington, Phi Delta Kappan 60(3):180-184,261.
Webb JT, 2013. Searching for Meaning. Great Potential Press, Tucson, USA.
Weel, I, 2017. Een derde hoogbegaafden zit werkloos thuis. Trouw, Nederland.
Websites zijn geraadpleegd op 4-9 juli 2017.
© Tekst Herman de Pagter | Redactie Alice K. Burridge van Green Writing | Beeld via Unsplash | Stichting Hoogbegaafd!