In 1993 begon ik op 4-jarige leeftijd aan groep 1. Ik heb op 3 verschillende basisscholen gezeten. Dat had met mijn ouders te maken; niet met mij. Op elke school was ik het lievelingetje van de leraar. Mijn werkjes werden naar voren gehaald als voorbeeld voor de rest van de klas. Als topscoorder van de klas ben je automatisch bevriend met de andere paar topscoorders in de klas. Mijn ambitie was om het zo goed te doen dat ik een klas over kon slaan. Dit is helaas nooit gebeurd. Sommige van mijn vrienden hadden dit wel gedaan en hadden wel het stempeltje hoogbegaafd. Mijn hoogbegaafde vriendjes hebben gedurende mijn schoolloopbaan onafhankelijk van elkaar weleens gesuggereerd dat ik ook hoogbegaafd zou kunnen zijn. We gingen er verder niet op in. Als ik dat zou zijn dan zouden de leraren het wel ontdekken. Net zoals ze dat bij mijn vriendjes gedaan hadden. Sinds ze het niet gedacht hebben zou ik het ook niet zijn ging ik vanuit.

De eerste middelbare school heb ik zelf na een jaar verlaten. Grappig zijn vond ik belangrijker dan school. School ging toch altijd moeiteloos. Vriendjes maken was moeilijker. Ik vind dat ik vaak als voorbeeld gebruikt ben om te zorgen dat de rest van de klas zich zou gedragen.

Op de tweede middelbare school, mijn vijfde school, werd onterecht de aanname gemaakt dat ik lui was. Ik hoefde in de les niet op te letten, omdat ik het zelf al eerder in de bibliotheek gelezen had. Ik hoefde me op school niet leergierig te gedragen, doordat ik dat buiten school al non-stop was. De boeken van de openbare bibliotheek hadden me al meer geleerd over de schoolvakken dan ze me op school zouden leren. Niemand die wist dat dit de reden was. Mijn cijfers waren (ruim) voldoende, ik was de enige in de klas die nooit spijbelde en ik had vaker resultaten neergezet waarvan de leraren verbluft waren. Ik verwachtte naar het VWO te gaan samen met mijn vrienden. Dit werd op deze school in de vierde klas bepaald. Zij mochten wel en ik niet. Iemand die steeds grappig probeert te zijn hoort niet thuis op de universiteit.

Ik geloof dit niet zo. Ik geloof dat het heel moeilijk is voor de meeste leraren om te geloven dat een niet-Nederlandse leerling slimmer kan zijn dan Nederlandse leerlingen. Ik ben in Suriname geboren en woon sinds ik 2 ben in Nederland. Ik heb persoonlijk alleen Nederlanders gekend die getest zijn op hoogbegaafdheid, terwijl er ook weleens een buitenlands vriendje was die net zo bijzonder presteerde op school. Ook een klas overslaan heb ik alleen Nederlandse klasgenoten zien doen. Een keer moest ik apart zitten, omdat de juf dacht dat ik het huiswerk had overgeschreven van mijn vrienden, terwijl zij het juist van mij hadden overgeschreven.

Ik vind het zelf ook naar om The Race Card erbij te pakken, maar deze feiten zeggen toch wel wat? We geloven toch niet dat leraren boven vooroordelen staan, terwijl we weten dat op de werkvloer vooroordelen ook een rol spelen? Het word je een stuk lastiger gemaakt om te geloven dat je slim bent als je keer op keer tegenover leraren staat die geloven dat je dat niet bent.